Het leven en de dood

Vreselijk, dit nieuws over de vliegramp in Frankrijk

Ik weet nog dat een paar weken geleden het vliegtuig waarin ik zat een rare beweging maakte. De zengende angst die ik toen voelde is bijna niet te beschrijven. Wáár kun je je aan vastklampen? Dat is het allereerste wat ik deed. Me vastklampen aan iets. Vastigheid. Wie kan je helpen? Wat kan je doen? Helemaal niets besef je dan! Er was werkelijk helemaal geen enkele hoop waar ik met mijn gedachten aan kon vastklampen, ik kon me alleen maar met mijn handen vasthouden aan de stangen van de stoel.

In mijn hoofd een peilloze radeloosheid en in mijn borst een niet te mennen aan pijn grenzende paniek. Je zóekt wanhopig zonder van je plaats te kunnen komen, zonder te weten wáár je het moet zoeken. Dit is het dus. Je roept maar je weet dat er maar 1 antwoord zal zijn. Het is je tijd of het is het niet. Harder dan dat kan de realiteit je niet raken. Je wéét, het wordt een klap zonder genade. Zelfs met het allergrootste weten van het bestaan van een God, weet je..zelfs die zal me niet redden. Het is klaar. Het is gebeurt. De tijd is om.

De buitelende verstikkende angst maakte diepe indruk. De machteloosheid dat je je alleen nog maar kunt overgeven aan wat komt. En dat dát wat komt je alleen zult moeten doen. Het besef van reddeloze eenzaamheid. De paniek van het besef dat niemand je zal kunnen redden.

Ik heb toen alleen maar hoeven próeven aan de eerste paar seconden van wat de laatste seconden van mijn leven hadden kunnen zijn. Van wat je doorstaat als het niet helemaal goed lijkt te gaan. Als ik dan bedenk dat een paar uur geleden voor een heleboel mensen deze angst waarheid werd, dan voel ik een grote steen in mijn maag. Als ik dan denk aan dat witte stipje in de blauwe lucht. Dat het mensen waren die net als ik bij het raampje zaten. Die net als ik de machtige alpen wit en grillig door flarden nevels onder zich voorbij zagen glijden. Die net als ik veilig thuis hoopten te komen. Thuis, bij hun geliefden. Bij hun zonen en dochters. Bij hun vaders en moeders. Maar wiens gebed niet werd verhoord. Terwijl de lucht wel blauw bleef, de zon gewoon bleef schijnen.

Je hoort wel eens van een blij iemand: ”mijn beschermengel heeft me gered”.  Dan denk ik: Dát klinkt egoïstisch. Want waar waren die van hen?

Ik geloof dat er méér is. Maar ook in dat het een kwestie van of het je tijd is of niet. En die heb je te accepteren. En als je gelooft in engelen, is dát dan het moment dat jouw engel je moet laten gaan? Is je tijd op aarde volbracht? Hoe werkt dat dan als ik bedenk dat er mensen zijn die maar 1 dag (of minder leven). Waren die er voor de mensen in wiens leven ze kwamen?

Een mens is er ook niet naar gemaakt om het te bevatten. We willen het graag bevatten om het te kunnen beïnvloeden. Maar met het leven moet een mens zich niet bemoeien.

Het leven zelf is niet zacht, niet hard, niet selectief of rancuneus. Het leven is in liefde en in nood genadeloos. Je mag doen wat je wilt, maar het leven heeft het laatste woord. Ik denk niet dat je het met een gebed een bepaalde richting op kunt sturen. Maar hopen kun je dat wel.

15 gedachten over “Het leven en de dood”

Plaats een reactie